Mei 1968. Hippies waren het. Ongenaakbaar in hun opperste hipheid. In hun Afghaanse jassen, of oogverblindend in veelkleurige capes, bonte uniformjassen en laarzen. Spaanse laarzen. De jongens hadden haar tot op hun rug en net als de meisjes droegen ze kralenkettingen over hun hemden met Oosters borduurwerk. Net als de jongens droegen ook de meisjes het haar tot op de rug en ook zij droegen spijkerbroeken met heel wijde pijpen, T-shirts en geen BH. En ze roken naar Patchouli olie. De jongens zowel als de meisjes.
Die avond waren ze naar Paradiso gekomen voor een optreden van Captain Beefheart, wiens fanbase nogal hardcore was en deswege beperkt. Het merendeel van de aanwezigen bestond dan ook uit nieuwsgierigen en wat verdwaald uitgangspubliek. De grote zaal van de amper drie maanden oude poptempel was dan ook slechts voor bijna de helft gevuld.
Maar al wie er opdaagde..?
Niet The Captain..!
Hij en zijn Magic Band waren opgehouden in Dover, in hun plaats zou daarom de tamelijk obscure Pink Floyd optreden. Een aantal mensen droop af. Sinds Syd Barrett, wegens overmatig lsd gebruik de groep moest verlaten, werd hun muziek laatdunkend bestempeld tot elektrische space kitsch, onvergelijkbaar met het asynchrone en vooral rauwe surrealisme van Beefheart.
Op het toneel werd hard gewerkt. Achterop verrees een filmscherm en daarvoor werd er door mannen met baarden gesjouwd met trommels en bekkens en een orgel; en luidsprekerkasten, versterkers, microfoons en een gong. Een heel grote gong. Toen ging het licht uit.
Van het concert herinner ik me weinig. Vanaf links passeerde een joint en weer vanaf links een hasjpijp en even later van een andere kant een joint. En toen, naar ik vaag meen…
…..een chillum…….
Traag als stroop vloeiden de klanken uit de speakers en in de lichtbundels van de vloeistofprojecties stegen rookwolken naar het plafond. Misschien wel naar die onmetelijke en eindeloze ruimte: beter bekend als Kosmos, waarvan die vier jongens op het podium in getoonzette wijze de oneindige heerlijkheid verkondigden.
Zo in de nabijheid van het heelal had het gehoor zich neergevlijd op de houten vloer. Slechts een elfje in een doorzichtig en nauwelijks verhullend gewaad danste in kennelijke geestesvervoering op blote voeten tussen de zittende en liggende lichamen, alsof zij de ijle klanken en de lome zang die door de ruimte gleed, trachtte te bezweren.
Toen, als apotheose, klonk er een harde klap op de gong. Op de eindeloos nagalmende echo zweefde ze zomaar de zaal en het gebouw uit en slierde daarna via de Weteringschans rechtstreeks het Magisch Centrum Amsterdam binnen. Opgestegen naar de Kosmos.
Bewerking van ‘In de nabijheid van de kosmos’, verschenen op Hoeiboei.
http://hoeiboei.blogspot.nl/2011/08/in-de-nabijheid-van-de-kosmos.html