Daar stond ze dan. Alle vier haar banden waren lek gestoken. De garage gebeld. Die kwamen met een oplegger de wagen ophalen, brachten hem naar de garage en legden er een paar nieuwe banden om. Na een kop koffie en betaling van een gepeperde rekening kon ze hem weer ophalen.
En de verzekering? De verzekering betaalde niets. Molest. Daartegen was ze niet verzekerd. Daartegen is niemand verzekerd.
Al bij al vindt ze dat geld niet het ergste. Dat lek steken wel. Sindsdien spoken er vragen door haar hoofd. Wie heeft dit gedaan? Waarom? Uit wraak? Afgunst? Een afrekening? Ze zegt dat ze het zich niet voor kan stellen. Ze zegt dat ze er moeilijk van slaapt. Ze zegt dat ze de buurtagent heeft ingeschakeld.
De buren weten het niet zo. Die hebben zo hun vermoedens. Er zal vast wel iets zijn. Zoiets gebeurt toch niet zomaar. Het is alleen maar haar wagen. Zoiets is hier nog nooit gebeurd. Achter de ruiten beweegt vitrage. Dat is wat angst doet. Ergens in de buurt loopt een kwelgeest
Goed geschreven, Karel. Je voelt de spanning van die mevrouw én van die achterdocht van de buren.